Trouwen met de handschoen werd in vroegere tijden vooral gedaan onder adellijke personen. Een gezant werd gestuurd naar de toekomstige bruid en hij vertegenwoordigde via de handschoen de bruidegom in spe. Bij de huwelijksvoltrekking werd de handschoen op het altaar gelegd als teken van aanwezigheid en instemming van de bruidegom.
Reden voor dit soort trouwerijen was vaak de lange reistijd en de onveilige situatie onderweg, waardoor huwelijken, die vaak om politieke redenen werden afgesloten, het risico liepen vertraagd te worden.
Ook in meer recente tijden kwam het trouwen met de handschoen voor. Bekend zijn de huwelijken van soldaten die gelegerd waren in Nederlands-Indië en die slechts eenmaal per jaar op verlof gingen naar Nederland. In Nederland bereikte het rond 1900, tijdens de koloniale tijd en daarna bij de strijd om het behoud van Nederlands-Indië na de Tweede Wereldoorlog, zijn hoogtepunt.
Hoewel er minder gebruik van wordt gemaakt, is het in Nederland nog steeds mogelijk om te trouwen bij volmacht, mits daar gegronde redenen voor zijn. Deze zijn:
- Een van de partners kan niet komen door verblijf in een gevangenis;
- Een van de partners kan niet komen vanwege ernstige ziekte;
- Een van de partners is niet in staat om te reizen en zal dat in de toekomst ook niet kunnen.
Een vrijstelling en vergunning voor een dergelijk huwelijk wordt verstrekt door de minister van Justitie. In België is het huwelijk met de handschoen daarentegen niet toegestaan (artikel 146 juncto 75 Burgerlijk Wetboek). De aanstaande echtgenoten moeten in persoon aanwezig zijn tijdens de voltrekking van het huwelijk en in persoon toestemmen tot het huwelijk.
Tekst: De Weddingplannerschool